21
Ik had slechts een overstap van tien uur op lax nodig om te weten waarom ik ook weer zo de pest aan vliegen had. Ik schoof in mijn krappe stoeltje heen en weer en wachtte tot ik weer wat gevoel in mijn linkerbil had, terwijl ik overwoog nog een rondje langs de taxfreeshops te maken. Je kon nooit te veel spotgoedkope Toblerones meenemen.
De vlieghaven viel me zwaar na de maand die ik achter de rug had. De fotoshoot voor het tijdschrift was fantastisch geweest; ik had een hele hoop contacten gelegd en de ene opdracht leidde tot de andere en weer een andere enzovoort. Voor ik het wist, vloog ik naar Nieuw-Zeeland met een groepje modellen uit Londen, zwom ik door grotten die verlicht werden door gloeiwormen en speelde ik scenes na uit Xena: Warrior Princess, voordat ik heerlijk beschonken nachten doorbracht op het strand. Het meest fantastische was dat ik zelfs een beetje bruin was. Daarom was de overgang van de weidse vlakten in Australië en Nieuw-Zeeland naar de benauwde sfeer van een luchthaven een beetje te veel voor me. Ik wilde naar huis. Ik wilde mijn bed in. Ik wilde horen wat Emelie precies dacht toen zij en mijn broer vorige week hun status op Facebook veranderden in ‘heeft een relatie’. Sinds die aankondiging was ze opvallend weinig bereikbaar geweest op Skype. Ik was er nog steeds niet aan gewend, maar ik deed mijn best.
Matthew en Stephen daarentegen lieten me geen moment met rust. Ik haalde mijn iPhone uit mijn zak en las Matthews laatste berichtje. Ik kon me niet herinneren wanneer hij voor het laatst zo gelukkig was, en hij wilde die vreugde dolgraag delen. Elke dag kreeg ik een update van hun avonturen – niets ranzigs, gelukkig, maar ze verlieten nooit het huis zonder me te laten weten wat ze van plan waren. En ik neem aan dat ik me vereerd moest voelen toen ze hun nieuwe katje Roodje doopten, maar ik hoopte wel van harte dat ze me nooit zouden vragen voor het diertje te zorgen.
De enige van wie ik niets had gehoord, was Dan. Matthew had geprobeerd me ervan te overtuigen dat dat niets te betekenen had, waarbij zijn argumenten varieerden van ‘hij neemt afstand omdat hij denkt dat je hem hebt afgewezen’, tot ‘hij geeft je de ruimte om na te denken’, afhankelijk van wat het best bij mijn stemming paste. Ik had hem een stel mails gestuurd en een paar sms’jes, maar geen reactie ontvangen. Als Dan zo koel deed om afstand te nemen, konden ze hem wel inzetten in de strijd tegen het opwarmen van de aarde. Alleen als ik aan hem dacht kreeg ik het al koud.
Ik scrolde nog eens door mijn sms’jes. Ik kon mijn moeder bellen. Dat zou ze heerlijk vinden. Alleen was het nu, oeps, vier uur ’s ochtends in Londen. Misschien toch maar niet. Bovendien had zij zich kennelijk ook op het liefdespad gewaagd toen ik mijn hielen had gelicht. De laatste keer dat ik haar had gebeld, zat ze te eten in de Pizza Express met die ‘heer’ die ze op de bruiloft had leren kennen. In eerste instantie was ik kwaad omdat ze hem had meegenomen naar ‘ons’ tentje, maar toen herinnerde ik me dat ik geen dertien meer was en dat ze ook het recht had om zonder mij te dure pizza’s te eten. Het was nog te vroeg om iemand in Engeland te bellen. Te kort geleden om iemand in Australië te bellen. En mijn maag zat nog te vol voor nog een Panda Express.
Ik zou Ethan kunnen bellen, die, nadat hij over mijn ongevoelige vertrek heen gekomen was – hij was iets begonnen met de lerares scheikunde en bleek het allemaal lang niet zo serieus genomen te hebben als ik; mijn ego was evenredig gekwetst – een vrij trouwe mailvriend bleek te zijn. Het was leuk om een hetero mijn vragen voor te leggen, ook al waren zijn antwoorden niet altijd even tactvol. Maar ja, wat verwachtte ik eigenlijk?
Ik gaf het plan om contact te zoeken met een ander menselijk wezen op, stopte mijn telefoon weg en sloot mijn ogen. Nog twee uur te gaan.
‘Is dat een iPhone die je in je zak hebt zitten, of een gevaarlijk wapen?’
Mijn ogen waren ineens wijd open.
‘Een iPhone,’ zei ik. ‘Alleen maar een iPhone.’
Voor me stond Dan Fraser. Hij had kennelijk de afgelopen acht uur niet in elkaar gedoken op een keiharde stoel gezeten. In plaats van verkreukeld en verkrampt zag hij er fris, zongebruind en veel gelukkiger uit dan hem toekwam.
‘Oef.’ Hij tilde mijn gigantische handtas van de stoel naast me en ging er vervolgens op zitten, met de tas op zijn schoot. ‘Wat heb je daarin zitten? Het lijkt de Tardis wel. Alleen groter. En blauwer.’
‘Wat doe je hier?’ Ik probeerde mijn schrik om te zetten in boosheid, maar in plaats daarvan kreeg ik een lichte beroerte toen ik aan de enorme wallen onder mijn ogen dacht. Kon ik met goed fatsoen niet even naar het toilet rennen om een drupje Touche Éclat aan te brengen voordat hij antwoord gaf?
‘Dat is een grappig verhaal.’ Hij opende mijn tas en tuurde erin. Het. Gore. Lef. ‘Ik ben hier uiteindelijk een paar weken gebleven om mijn hoofd leeg te maken, maar om de een of andere reden bleef ik maar aan jou denken.’
‘En toch was je niet in staat om te reageren op mijn berichtjes.’
Hallo, mijn naam is Rachel en als ik niet weet wat ik moet zeggen maak ik rotopmerkingen op het verkeerde moment.
‘En toch was ik niet in staat om te reageren op je berichtjes,’ beaamde hij. ‘Omdat alles wat ik opschreef er verkeerd uit kwam. En omdat ik geen idee had wat je eigenlijk wilde zeggen met je berichtjes, aangezien die niets te maken hadden met ons laatste gesprek.’
Ik dacht terug aan mijn e-mails. Er bestond een kans dat ik een beetje te ver was gegaan met mijn zogenaamd luchtige communicatie. Het viel niet mee om je hart uit te storten via een medium dat gemakkelijk kon worden uitgeprint en daarna tegen je gebruikt. Zoals ik had ondervonden.
‘Dus ik besloot net dat het tijd was om naar huis te gaan en verder te gaan met mijn leven, toen ik Veronica aan de lijn kreeg en van haar hoorde dat jij op weg was naar huis en dat je via LA vloog.’ Hij haalde vier enorme Toblerones uit mijn tas en trok een wenkbrauw op. ‘En daar zitten we dan.’
‘Neem je hetzelfde vliegtuig?’
‘Ik neem hetzelfde vliegtuig.’
Hij moest echt ophouden met ineens opduiken wanneer ik net uitgeput was, jetlag had of dronken was. Ik was altijd al besluiteloos, maar nu had ik helemaal geen idee wat ik moest doen. Het enige wat ik wist nu hij hier naast me zat, was dat ik hem veel erger had gemist dan ik had willen weten.
‘Komt je wel goed uit, hè?’ vroeg ik, nog niet echt in staat om hem recht aan te kijken.
‘Niet echt.’ Hij legde de chocola terug en haalde mijn opschrijfboekje en pen tevoorschijn. Mijn hart stond stil – en niet op een fijne manier. ‘Het heeft me een hoop tijd en veel geld gekost om je terloops tegen het lijf te lopen in een vertrekhal ergens aan de andere kant van de wereld, maar het leek me cool om daar niets over te zeggen.’
‘Ik snap het.’ Ik beet op mijn lip om er weer wat kleur in te laten verschijnen. O god, mijn haar. Hoe zou mijn haar eruitzien? Ik had Heidi-vlechtjes. Waarom had ik Heidi-vlechtjes?
‘Een hoop nieuwe lijstjes,’ zei hij, het boekje doorbladerend. ‘Jij hebt echt een probleem.’
‘Dat is geen nieuws,’ wees ik hem terecht, terwijl ik nog steeds probeerde erachter te komen wat er precies gebeurde. Wilde hij alleen vrienden worden? ‘Wat schrijf je op?’
Hij liet het zien. Het was een kort lijstje.
Dans excuus aanvaarden.
Dan een Toblerone geven.
Dan kussen.
Zonder zich verder druk te maken over die eerst twee opdrachten, groef hij zijn vingers in mijn haar en trok me naar zich toe totdat zijn lippen eindelijk op de mijne waren. Het hele vuurwerk van Niagara Falls knalde rond in mijn buik, vernietigde de vlinderpopulatie en liet de bliksems naar de achtergrond verdwijnen. Het voelde helemaal goed. Dus dit was de reden waarom Matthew Stephen weer terug had genomen. Waarom Emelie het tien jaar had volgehouden voordat ik haar toestemming gaf om iets met mijn broer te beginnen. Ik zou een leven lang hebben willen wachten op nog zo’n kus, maar gelukkig hoefde ik maar een paar seconden geduld te hebben.
‘Sorry dat ik me die avond voor je deur als een zak heb gedragen,’ mompelde hij, met zijn hand verstrengeld in mijn slordige vlechten. ‘Ik dacht dat ik niets anders kon doen.’
‘Ik had echt nog wat tijd nodig,’ fluisterde ik terug, en het kon me niet schelen wie er keek. ‘Maar ik weet dat het best veel gevraagd was.’
‘Dat had niet zo moeten zijn,’ wierp hij tegen. ‘En, wat denk je? Zullen we het een kans geven?’
‘Mja.’ Ik deed of ik aarzelde. ‘Als het op de lijst staat…’
‘Het staat op de lijst.’ Dan boog zich naar me toe voor een volgende kus, waarmee hij me het zwijgen oplegde.
Hij moest echt altijd het laatste woord hebben.
Maar ja, het stond nu eenmaal op de lijst.